De Combinatie is opgeheven doordat Jan Charisius naar Lombok is verhuist.
Sinds 1996 hielden Klaas
de With en Jan Charisius zich bezig met Giant Homers, nadat zij er toevallig mee in aanraking waren gekomen. Allereerst sprak bet korte compacte en robuuste type hen erg aan maar ook het zachtaardige Nina lieve karakter beviel hen wel, eigenlijk leek het ras hiermee veel op de Oud Hollandse Meeuw. Hun eerste dieren werden voor veel geld uit Duitsland gehaald, zij kwamen daarvoor terecht bij Otto Schatske en later bij Koelman uit Bremen, die er zeker 100 Giants op nahoudt en die ze nog steeds jaarlijks bezoeken.
Zoals gezegd een plezierig ras met een hoge productie, een ras wat z'n eigen jongen probleemloos groot brengt, dus voedsterduiven zijn absoluut met nodig. De duiven vliegen, ondanks hun gewicht, naar de hoogste plekken in her hok en worden zonder problemen met andere rassen gehouden. In het geval van Klaas de With en Jan Charisius is dat met Oud Hollandse Meeuwen. Zij hebben nog nooit enige vorm van agressiviteit tussen de beide rassen gezien, hoogstens maakt de Giant gebruik van z'n gewicht, door de andere duif simpelweg opzij te duwen. In het begin hadden ze wel last van kromme borstbenen,
maar door selectie en de juiste verzorging is dat de laatste jaren met meer voorgekomen. De Giant krijgen een speciale mengeling GARVO voer, voor zware duivenrassen, die ze tijdens her fokseizoen nog hebben verrijkt met een eivoer.  
Volgens Klaas is het onbegrijpelijk dat de Giant Homer zo weinig aanhangers heeft in Nederland, terwijl de Show Racer die veel later zijn intrede heeft gedaan, wel populair is. Aan de duif zal her niet liggen, de folders zijn enthousiast en bereid anderen te helpen. Daarbij komt nog een aantrekkelijke uitdaging van het ras naar voren, dat is namelijk de kleurendiversiteit. En er blijven nog steeds nieuwe kleuren bij dit ras ontstaan, uitgaande van de opaal en indigo factor, waarmee niet alleen andalusisch blauw wordt gemaakt, maar een heel spectrum aan kleuren die steeds weer een verrassing zijn.
De Combinatie Charisius de With behaalde haar laatste grote succes tijdens de afgelopen Jubileum tentoonstelling van de Franse NBS, de Société National de Colombiculture, die in december 2003 in Chambery haar 100-jarig bestaan vierde met een show waar maar liefst 10.000 duiven werden ingezonden. De Combinatie was van de partij en behaalde daar met een van hun Giant Homers, het predicaat Excellent, ofwel een U van "uitstekend", wat in het land van de vormduiven een grote prestatie mag worden genoemd.


De Oud-Hollandse Meeuw is een middelgrote, kwieke duif, welke in de omgang zeer vertrouwelijk is. De naam "Meeuw" is ontleend aan de oppervlakkige gelijkenis met zeemeeuwen; wit met blauwgrijze vleugels. Alle meeuwenrassen zijn zeer gezellig van aard, rustig en toch uitermate levendig en aanhankelijk. Kortom, ze hebben een prettig karakter en hechten bij een goede verzorging zo zeer aan hun verzorger dat men zelden lievere vogels zal aantreffen.

 Oorsprong

Alle meeuwenrassen zijn van Oud-Oosterse oorsprong. Hun stamland moet gezocht worden in Midden-Azië, vanwaar zij naar Noord-Afrika werden overgebracht en vandaar door zeevaarders meegebracht naar Europa. In het gehele oosten was de duivenfok al eeuwen zeer geliefd. Op vele tempels en moskeeën waren ze te vinden.

Omdat op gedenktekens in Egypte van zo'n 3000 jaar voor Christus afbeeldingen zijn gevonden van duiven met gekrulde halsveren (jabot) en kuifjes worden de Meeuwenrassen geacht te behoren tot de alleroudste duivenrassen.

De Oud-Hollandse Meeuw is dus als ras zeer oud, niettegenstaande het feit dat zij, na door tentoonstellingsfokkers altijd vergeten en miskend te zijn geweest, pas in 1938 werd erkend. Deze erkenning is vooral te danken aan de Brabander wijlen H.T.G. Moezelaar, die in datzelfde jaar tevens de Oud-Hollandse Meeuwclub oprichtte.

Op dat moment was de Oud-Hollandse Meeuw niet meer dan een gezellig duifje dat men vooral tegenkwam rondom boerderijen, maar dat veranderde in hoog tempo. In 1938 is door de Oud-Hollandse Meeuwclub een ideaalbeeld opgesteld van hoe de Oud-Hollandse Meeuw er uiteindelijk uit moest komen te zien. Dit ideaalbeeld is de standaard van de Oud-Hollandse Meeuw geworden en is dus de leidraad van alle fokkers ervan. De Oud-Hollandse Meeuwclub bewaakt de standaard en de fokkers proberen steeds verder het ideaalbeeld te benaderen.

 Uiterlijke kenmerken

De Oud-Hollandse Meeuw is een sierlijke vogel om te zien. De duif is niet te lang en staat niet te laag op de benen. De staart wordt horizontaal gedragen en de slagpennen rusten op de staart. Met zijn donkerbruine ogen krijgt het dier een levendige maar zachte uitdrukking. De kop is langwerpig, aan de bovenkant getooid met een fraaie puntkap. De vleeskleurige snavel is middellang, waaronder een goed uitgesneden keel de kop een parmantig aanzien geeft. Op de brede, diepe en goedgeronde borst vindt men een verticale rij gekrulde veertjes, de jabot genaamd.

 Kleuren

De Oud-Hollandse Meeuw kent verschillende kleurslagen. Allen zijn wit, alleen de vleugels kunnen gekleurd zijn. De diversiteit van de vleugelkleur: wit, zwart, rood, geel, blauw, dun, blauwzilver, roodzilver, geelzilver, blauwkras, roodkras, geelkras en dunkras.

 De fok

De Oud-Hollandse Meeuw heeft een middellange snavel waardoor ze, in tegenstelling tot sommige andere meeuwenrassen, zeer goed in staat is haar eigen jongen groot te brengen. Gesteld dat het fokseizoen loopt van februari tot en met juni zijn 6 tot 8 jonge duiven van één koppel geen uitzondering.

 Vliegen

Hoewel de Oud-Hollandse Meeuw door een groot aantal liefhebbers in volières wordt gehouden, kan ze zeer goed los vliegen. Ze vliegt niet veel, maar wanneer ze los wordt gelaten scharrelt ze altijd rond in de tuin en is, door haar vertrouwelijke en nieuwsgierige karakter, altijd in de buurt van mensen te vinden.


In general

The Old-Dutch Turbit is a medium-sized, lively pigeon, which is very familiar in intercourse. In dutch, the Old-Dutch Turbit is called 'Oud-Hollandse Meeuw' (Old-Dutch Gull), which refers to the resemblance with a seagull: white with grey-coloured wings. All turbit breeds have a very companionable character, gentle but also really vivacious and affectionate. In short, they have a nice character and when well treated, they become so attached to their fosterer that one will seldom find birds so sweet.

 Origin

All Turbit-breeds are of old-Eastern origin. The country of their ancestors is found in Middle-Asia, from where they where brought to Northern-Africa. From there they were brought to Europe. In the whole of the Asian continent the breeding of pigeons was done for centuries. On a lot of temples and mosques one could find them.

Because representations of pigeons with curled neck-feathers (jabot) and coifs were found in Egypt on monuments of about 3000 before Christ, the Turbit-races are thougt to be one of the eldest pigeon-breeds.

So the Old-Dutch Turbit is a very old breed, in spite of the fact that they, after they where always forgotten and depreciated by exhibition-breeders, were not approved untill 1938. For this approval we especially have to thank the late H.T.G. Moezelaar, who established the Old-Dutch Turbit-club that same year.

At that moment the Old-Dutch Turbit was not more than a social pigeon that was to be found especially at the farm, but that changed rapidly. In 1938 the Old-Dutch Turbit-club set up an ideal image of The Old-Dutch Turbit and how it eventually should look like. This ideal image has become the standard of The Old-Dutch Turbit and is a guide for all the breeders of this breed. The Old-Dutch Turbit-club watches over the standard and the breeders try to reach this ideal image more and more.

 External characteristics

The Old-Dutch Turbit is a elegant bird to see. The pigeon is not very long and does not stand low on its legs. Its tail is worn horizontally and the quill-feathers are resting on the tail. With its dark-brown eyes, the animal gets a vivacious but gentle expression. The head is oval, on top decorated with a beautiful point-shaped crest. The flesh-coloured beak is medium-long, under wich a well carved out throat gives the head a pertly look. On the broad, deep and well-rounded chest one finds a vertical row of curled feathers, named the jabot.

 Colours

The Old-Dutch Turbit is known in different shades. All are white, only the wings may be coloured. The different colours of the wings are white, black, red, yellow, blue, thin, blue-silver, red-silver, yellow-silver, blue-check, red-check, yellow-check and thin-check.

 Breeding

The Old-Dutch Turbit has a medium-long beak by wich it, in contrary to some other Turbit-races, is very well capable to feed it's own young ones. Assumed that the breeding-season lasts from Februari till June, 6 to 8 young pigeons from one couple of parents is no exception.

 Flying

Although the Old-Dutch Turbit is kept in aviaries by a huge number of breeders, it can very well fly loose. It's not a big flyer, but when its kept loose, it's routing around in the garden and is, by her familiar and curious character, always to be found in the neighbourhood of people.